Het petrarkisme was een literaire
stroming die genoemd is naar Francesco Petrarca (1304-1374). In zijn dichtbundel
Il canzoniere (Het liedboek) beschreef hij zijn liefde voor Laura,
die hij op afstand beminde en die hij zelfs na haar dood trouw bleef. Voor
hem was zij de ideale vrouw: haar schoonheid was ongeëvenaard en haar
zuiverheid en eerbaarheid stonden op het hoogste niveau. Helaas was Laura
getrouwd, en daarom konden hun erotische verlangens nooit in vervulling gaan.
Als ze aan hun passie zouden toegeven, zou dat zondig zijn en zou Laura dus haar
volmaaktheid verliezen. Voor Petrarca was de liefde voor Laura een voortdurende
kwelling omdat ze onbereikbaar was. In zijn sonnetten idealiseerde hij haar; zij
werd een ideaalbeeld dat stond voor schoonheid, goedheid en waarheid.
Al snel werd de liefdespoëzie van Petrarca nagevolgd en ontstond een nieuwe
literaire stroming: het petrarkisme. Behalve de schoonheid en goedheid van de
vrouw, werden in petrarkistische sonnetten ook de gevoelens van de man
beschreven. Hij was de lijdende minnaar, die voortdurend heen en weer geslingerd
werd tussen geluk omdat hij zijn geliefde mocht aanschouwen en pijn omdat ze
onbereikbaar was.
De dichtende petrarkisten leggen grote nadruk op allerlei standaardelementen in de beschrijving van het ideale uiterlijk van de geliefde: blond haar en donkere ogen en rode lippen. Dit leidt er spoedig toe dat men het petrarkistische vrouwenportret ook in werkelijkheid begint na te streven: er verschijnen in de zestiende eeuw zelfs boekjes met recepten om het uiterlijk te corrigeren, het haar te blonderen en de huid blanker te maken.
Een andere beschrijving van het Petrarkisme vertelt het volgende:
Onder petrarkisme wordt verstaan de navolging van de liefdespoëzie van Petrarca (1304-1374) vanaf de 14e eeuw, via de diverse maniëristische stromingen van de renaissance tot in de barok.
Het kenmerk van Petrarca's poëzie, meest liefdessonnetten, is de aanbidding van een geïdealiseerde maar onbereikbare vrouw. De liefde veroorzaakt dientengevolge zowel geluk als smart: de minnaar is een gespleten persoon met zelfmoordneigingen, hetgeen tot uiting komt in paradoxale beeldspraak: hij is vuur, zij is ijs; hij is vrij én gevangen. De lichamelijke schoonheid wordt standaard beschreven in het zgn. petrarkistisch vrouwenportret: blond haar, ogen als sterren, tanden als parels enz.
De petrarkistische kenmerken stammen voor een deel uit de troubadourslyriek. Door toedoen van Pietro Bembo (begin 16e eeuw) wordt het petrarkisme steeds rigider, strakker en maniëristischer. Dit leidt zelfs tot anti-petrarkisme, waarvan ‘Aen Mejuffr. N.N.’ van W.G. van Focquenbroch een goed voorbeeld is:
Literair-conventionele beschrijving van de geliefde c.q. de vrouw in de petrarkistische poëzie. Het portret is geënt op dat van Laura zoals bezongen door Petrarca in de sonnetten van zijn Canzoniere. Ook in de Nederlandse literatuur komt men (elementen van) deze standaardbeschrijving tegen, o.a. bij Van der Noot en Hooft, maar ook de sonnettenkrans van Perk voor Mathilde is er duidelijk op geïnspireerd. Een zuiver voorbeeld is het volgende sonnet uit Justus de Harduwijns De weerliicke liefden tot Roose-mond (1613; ed. Dambre, 19782, p. 85):
Uit http://www.dbnl.nl/tekst/bork001lett01/. LIT: O. Dambre. ‘Inleiding’, in: Justus de Harduwijn. De weerliicke liefden tot Roose-mond (19782), p. 9-60. [P.J. Verkruijsse]